Worden vaders van kinderen tussen 0 en 4 jaar goed bij de jeugdgezondheidszorg betrokken? Niet altijd op een manier die bij ze past, zo bleek uit het rapport ‘Vaders in Rotterdam’ van de gemeente Rotterdam. Vahit Koroglu, manager van de CJG-locatie Hillegersberg-Schiebroek is blij met het rapport. ‘Met deze extra aandacht voor het onderwerp kunnen we nóg beter aansluiten bij de behoefte van vaders.’
Vahit Koroglu (manager CJG Hillegersberg-Schiebroek)
Vahit is zelf ook vader en geeft lachend toe: ‘Ik herken wel wat punten uit het rapport. Bijvoorbeeld als het gaat om informatievoorziening. Mannen zijn probleemoplossend ingesteld en willen pas informatie als er iets speelt. Het CJG geeft nu veel informatie op voorhand en speelt daarmee in op moeders: die willen overal op voorbereid zijn. Een man denkt dan alleen maar: Waarom hoor ik dit nu?’
‘Er komen steeds meer vaders op de locatie en dat willen we graag zo houden!’
Job Reniers heeft als vader van 2 jonge kinderen regelmatig contact met het CJG. ‘Over het algemeen ben ik goed te spreken over de dienstverlening, bijvoorbeeld tijdens het huisbezoek en aan de telefoon. Maar op de locatie voel ik me weleens opgelaten. Ik kende de “ongeschreven regels” van aan- en uitkleden niet en had laatst wat stress bij het weegmoment. Toen voelde ik wel de blikken van moeders in de wachtkamer: “Die vader komt ook een keer.” Dat was niet leuk, juist omdat mijn vriendin en ik de taken heel gelijkwaardig verdelen.’
Job Reniers (vader van 2 jonge kinderen)
Vahit gaat experimenteren met praktische zaken om vaders tegemoet te komen. ‘De stress in de wachtkamer waar Job over praat, daar hebben meer vaders last van. Een goede kop koffie en een achtergrondmuziekje helpen wellicht, dus dat gaan we proberen. En we zijn bijvoorbeeld gestart met meer afbeeldingen van vaders in de communicatie en een themapagina ‘Vaders’. Ook komen er meer blogposts over echte vaderonderwerpen. Bijvoorbeeld als een kind tijdelijk eenkennig is en alleen bij moeder wil zijn, daar moeten we vaders gewoon in ondersteunen.’
In 2017 startte CJG IJsselmonde een pilot met het verruimen van de openingstijden. Projectleider Tanja van der Hoek vertelt: ‘We zijn nu regelmatig op dinsdagavond en zaterdag geopend om een aantal dingen te ondervinden. Een daarvan is om te zien of er meer vaders meekomen naar de afspraak op het consultatiebureau. Het onderzoek loopt nog, maar we zien al wel een opkomst van 50% meer vaders ten opzichte van de doordeweekse dagen. De behoefte aan meer betrokkenheid is dus zeker aanwezig!’
‘Het is fijn dat wij ruimte hebben om gezinnen echt te helpen met wat nodig is’, begint Shirley de Macker. Als orthopedagoog bij het CJG kan zij vaak nét iets meer doen om aan te sluiten bij een gezin, zodat doorverwijzing niet nodig is. Dat was ook het geval toen Marsha* (15) en haar moeder bij Shirley aanklopten. Shirley: ‘De eerste vraag van moeder was om een uithuisplaatsing: ze was ten einde raad.’
Shirley de Macker (orthopedagoog)
Marsha en haar moeder hadden elke dag ruzie. Ze scholden elkaar de huid vol en smeten met deuren, vertelt Shirley. ‘Moeder was het niet eens met wat Marsha in haar vrije tijd deed en Marsha vond dat moeder zich te veel met haar bemoeide. De sfeer thuis was ronduit slecht en had invloed op Marsha’s schoolresultaten. Uithuisplaatsing leek me te rigoureus, maar moeder en dochter moesten wel helemaal opnieuw met elkaar leren praten.’
‘Een echt sleutelmoment was toen ze 2 positieve kenmerken van elkaar moesten opnoemen. Beiden barstten in tranen uit.’
Na een flink aantal gesprekken tussen moeder en dochter en aanvullende huiswerkopdrachten, kregen beiden steeds meer inzicht in hun eigen gedrag en de gevolgen ervan. ‘Vooral toen moeder begreep dat ze haar slechte relatie met haar ex-man los kon zien van Marsha’s goede relatie met hem, gaf dat veel rust. Ik gaf moeder verder informatie over hoe je het best met pubers kan communiceren en vooral ook wanneer. Een echt sleutelmoment was toen ze 2 positieve kenmerken van elkaar moesten opnoemen. Beiden barstten in tranen uit: ze wisten niet meer wanneer dat voor het laatst was gebeurd.’
Gaandeweg de gesprekken doorbrak de negatieve cyclus en groeiden moeder en dochter meer naar elkaar toe. Uithuisplaatsing was niet nodig en de schoolresultaten waren weer goed. Shirley: ‘Het ging echt niet vanzelf. We hebben zeker 15 gesprekken gevoerd, apart en gezamenlijk. En nog steeds belt moeder me soms op voor advies, want daar kun je als orthopedagoog bij het CJG ruimte voor nemen. Dat is ons handelsmerk: écht inspelen op de behoefte en een stapje extra zetten als dat nodig is.’
* Marsha wil graag dat haar echte naam geheim blijft.
Persoonlijk, laagdrempelig, toegankelijk en deskundig. Zo willen we te boek staan bij onze klanten: dé plek waar je naartoe gaat met al je opgroei- en opvoedvragen. Goed bereikbaar zijn, op allerlei manieren en op allerlei momenten, is daarbij essentieel. Daarom zijn we in 2017 gestart met de inrichting van een gloednieuw klantcontactcentrum. Projectleider Senta Zorn vertelt er alles over.
Senta Zorn (projectleider)
‘Hoe communiceer je in het dagelijks leven en hoe zou je met het CJG willen communiceren? Die vraag legden we neer bij 52 klanten in korte en diepgaande interviews’, vertelt Senta. ‘Wat me opviel in de antwoorden, is dat mensen met commerciële bedrijven graag op allerlei manieren communiceren. Bijvoorbeeld via WhatsApp, livechat en sociale media. Maar als het gaat om het CJG, wachten veel mensen nog altijd tot ze een afspraak kunnen maken. Of ze bagatelliseren hun vragen. Voor zoiets kleins ga ik toch niet bellen? Toen ik dat hoorde, gingen mijn alarmbellen rinkelen!’
‘De visie voor ons nieuwe klantcontactcentrum?
Onze klant in de regie!’
Naar aanleiding van de interviews met klanten en medewerkers, een benchmarkonderzoek en een trendanalyse, schreef Senta een visiedocument: Onze klant in de regie. Visie op klantcommunicatie en digitale hulpverlening: de weg naar een toekomstbestendig klantcontactcentrum. ‘Om toekomstbestendig te zijn, willen we het klanten veel gemakkelijker maken. Bijvoorbeeld met verschillende communicatiekanalen, betere beschikbaarheid van deskundigen en ruimere openingstijden. Snel antwoord op je vraag; dat is de standaard in deze digitale revolutie. Juist als je baby ontroostbaar is of je puber onhandelbaar.’
Dat gaat niet allemaal van de ene op de andere dag. Senta: ‘Het is als LEGO. De bouwplaat ligt er en nu gaan we blokjes stapelen: experimenteren en uitbouwen wat werkt. Het is ook zeker de bedoeling om aan te haken bij bestaande initiatieven en samenwerking op te zoeken. Bijvoorbeeld in bestaande platforms als JouwGGD.nl of de app van de GroeiGids. Wat voor onze klanten geldt, geldt ook voor ons: je hoeft niet alles alleen te doen.’
In het jaarverslag 2016 vertelde stafarts Inge Moorman al over de ontwikkelingen rondom vaccineren. Bezorgd gaf zij aan dat de twijfel over wel of niet vaccineren bij sommige ouders om leek te slaan in wantrouwen en weigering. Dat zorgde voor een gevoel van onmacht bij medewerkers. ‘Daarom zijn we in 2017 aan de slag gegaan om onze klanten én professionals toe te rusten. Er ligt nu een basis voor een goed, informatief gesprek over de (on)mogelijkheden rond vaccineren.’
Inge Moorman (stafarts)
‘Het is altijd ons doel om in gesprek te gaan met ouders’, vertelt Inge. ‘Om ze alle informatie te bieden die ze nodig hebben voor een weloverwogen keuze. Maar daar hebben we wel hun vertrouwen voor nodig. In 2017 lanceerden we speciale themapagina’s over vaccineren waarop we duidelijk laten zien dat het CJG iedere keuze respecteert. Of dat nu wel vaccineren, niet vaccineren, of anders vaccineren is. Wel leggen we uit waarom wij vaccineren belangrijk vinden, in hoeverre we mee kunnen gaan in anders vaccineren en waar je tegen aan kunt lopen als je afwijkt van het Rijksvaccinatieprogramma.’
‘Vertrouwen is de basis voor een goed gesprek.’
Wat Inge hoort van een aantal collega’s in het veld, is dat er in de tweede helft van 2017 minder weigeraars en twijfelaars zijn geweest. Of de themapagina’s daaraan hebben bijgedragen is nog niet duidelijk.
De themapagina’s zijn niet alleen bedoeld voor ouders, maar ook voor professionals. Zo is er informatie voor huisartsen, bijvoorbeeld over welke vaccinaties het CJG wel en niet aanbiedt. Inge: ‘Ook onze eigen professionals hebben baat bij de themapagina’s. Zij kunnen het gesprek nu aangaan vanuit een andere invalshoek en laten tijdens de consulten gemakkelijk zien wat de mogelijkheden zijn. Ouders en jongeren voorzien van de juiste informatie, ze meenemen en bewustmaken: daar gaat het uiteindelijk allemaal om.’
Ouders die elkaar helpen bij opvoedvragen. Dat is de kern van het programma Home-Start. Want soms is het fijn om van andere ouders te horen hoe zij iets doen. Zó kan het ook! In Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk (BAR) helpen tientallen vrijwilligers andere ouders met praktische taken en een luisterend oor. Coördinator Jeanette Dekker: ‘Ja, het programma is echt een groot succes.’
De BAR-gemeenten hebben heeft maar liefst 40 Home-Startvrijwilligers die allemaal druk in de weer zijn. ‘Het waren er zo veel, dat ik de coördinatie niet meer alleen kon doen’, vertelt Jeanette. ‘Daarom is in 2017 besloten de hulp van collega Lianne de Keijzer in te schakelen. Zo kunnen we comfortabel doorgroeien. Misschien is dat over een paar jaar wel extra hard nodig, als de vluchtelingen in onze gemeente gezinshereniging krijgen. Om daarop te anticiperen heeft Vluchtelingenwerk dit jaar een presentatie gegeven. Maar tot die tijd is er ook genoeg te doen’, verzekert ze.
Willy van Melick (Home-Startvrijwilliger) en Jeanette Dekker (coördinator Home-Start)
Ondersteuning van Home-Start gebeurt op verzoek van gezinnen zelf, dus de deur staat altijd wijd open voor de vrijwilligers. ‘De dankbaarheid dat er iemand ‘zomaar’ komt helpen bij opvoedkwesties, is enorm’, weet Jeanette. ‘Een andere grote succesfactor is de laagdrempeligheid. Er komt geen hulpverlener, maar gewoon een andere ouder die even bijspringt. Dat is heel handig als een gezin nieuw is in de wijk en nog geen netwerk heeft, of als ouders geen beroep kunnen of willen doen op hun vrienden of familie. De Home-Startvrijwilliger is dan echt een uitkomst. Dat is wel gebleken!’
‘De deur staat altijd wijd open voor vrijwilligers van Home-Start.’
Willy van Melick is al sinds 2008 Home-Startvrijwilliger. Zij vertelt: ‘Lezen en spelletjes doen met de kinderen, met moeder praten over allerlei onderwerpen, meedenken over praktische zaken en antwoord helpen zoeken op opvoedvragen: je doet van alles als vrijwilliger van Home-Start. En je komt werkelijk bij allerlei soorten gezinnen. Ik maak leuke situaties mee, uitdagende, verdrietige en soms ook heel moeilijke situaties. De training zorgt ervoor dat je goedbeslagen ten ijs komt en je kunt altijd overleggen. Erg leuk: ook als je ‘klaar’ bent bij een gezin, blijft het contact vaak aan.’
Sommige kinderen hebben de neiging tot veel piekeren, overal tegenop zien of somber zijn. Deze kinderen lopen een groter risico om in een depressie te raken. Speciaal voor hen verzorgt CJG Brielle de training Vrienden. In voorgaande jaren trok deze cursus al kinderen van groep 6,7 en 8 uit hun schulp en in 2017 startte de training ook voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Jeugdverpleegkundige Ramine de Zoete zag mooie resultaten: ‘Je ziet jongeren echt veranderen.’
‘Jongeren merken dat ze niet de enigen zijn met dit soort gevoelens.’
‘Denk eens aan een spannende situatie en voel eens: wat gebeurt er in je lichaam? Gaan je handen zweten? Voel je buikpijn opkomen? Klopt je hart in je keel? Met dit soort vragen leren we kinderen en jongeren te herkennen wat spanning met hun lichaam doet. Zodra ze dit ook in het dagelijks leven opmerken, kunnen ze de technieken toepassen die we ze in de cursus bijbrengen’, vertelt Ramine. ‘Ontspanningsoefeningen bijvoorbeeld, maar ook het toepassen van helpende gedachten. Van gedachten als “dit kan ik niet” klap je dicht. Door te denken “ik ga het gewoon proberen”, voel je je beter en presteer je meer.’
Tijdens de training Vrienden komen kinderen en jongeren samen in groepen van maximaal 10. Ze leren van de jeugdverpleegkundigen en van elkaar. Ramine: ‘Afgelopen jaar zijn we gestart met de pubertraining en het was iets ingewikkelder om daar cursisten voor te vinden. Die doelgroep wil toch vooral niet opvallen en doen of er niets aan de hand is. Maar dankzij de goede contacten met de middelbare scholen konden we veel jongeren en ook hun ouders bereiken. Zo zijn velen toch over de drempel gestapt en merkten ze juist dat anderen ook dit soort gevoelens hebben. Dat ze vervolgens samen zulke mooie resultaten boekten, dat was fantastisch om te zien!’